BRIEF 1 van 30 april 1934, verstuurd uit Antwerpen 12
Monseigneur,
Wij hebben het voorrecht u te laten weten dat wij over de twee schilderijen van Van Eyck beschikken, die uit de hoofdkerk van uw stad zijn geroofd.
Wij oordelen dat het verkieslijk is u niet uit te leggen door welke wederwaardigheden wij in het bezit van die juwelen zijn gekomen. Het is op zo'n verwarde wijze gebeurd dat de plaats waar het kostbaarste van de twee werken rust, inderdaad slechts door EEN persoon gekend is. Daar heeft u de enige zaak die u moet interesseren, want ze draagt verschrikkelijke mogelijkheden in zich.
Wij stellen u voor u de twee schilderijen af te leveren onder de volgende voorwaarden: Eerst leveren wij u de grisaille Sint-Jan af. Na ontvangst van dit schilderij, zult u aan een persoon waarvan het adres u zal worden aangeduid, de som van één miljoen ter beschikking stellen in negentig biljetten van 10000 frank en honderd biljetten van 1000 frank. Die som zal ingepakt zijn in een pakje verzegeld met het zegel van het bisdom. Vervolgens zult u alles in een bruin papier inpakken, verzegeld met een gewoon zegel.
Bovendien verbindt u zich ertoe, Monseigneur, door een voorafgaande uitwisseling van de biljetten - of door andere middelen - te vermijden dat de nummers van de biljetten kunnen worden genoteerd. En ten slotte zult u zich ertoe verbinden van de bevoegde autoriteiten de volledige stopzetting van de opsporingen en de definitieve seponering van de zaak te verkrijgen.
Nadat wijzelf zonder moeilijkheden de biljetten zullen hebben gewisseld, zal u de plaats waar u de Rechtvaardige Rechters zou kunnen terugnemen, zonder uitstel worden aangeduid.
Wij begrijpen dat de geëiste premie hoog is, maar een miljoen kan men terugverdienen, terwijl de Van Eycks niet opnieuw kunnen worden geschilderd. Vanuit een ander gezichtspunt bekeken, welke autoriteit zou de verantwoordelijkheid op zich durven te nemen om onze voorstellen, die het karakter van een ultimatum hebben, te verwerpen. Wij weten al te goed dat de artistieke en wetenschappelijke wereld zich zou oprichten van verontwaardiging, indien ze de weigering en de omstandigheden van ons voorstel zou moeten vernemen.
Indien u onze voorwaarden aanvaardt, iets waaraan wij niet willen twijfelen, zult u op de datums 14 en 15 mei in de krant La Dernière Heure, in de rubriek van de kleine aankondigingen ''Allerlei': de volgende tekst laten inlassen: D. U.A. In overleg met de autoriteiten, aanvaarden wij uw voorstellen integraal.'
Wij veroorloven ons u ertoe aan te sporen om noch uw stappen noch uw antwoord uit te stellen, want elke verloren dag verhoogt het gevaar op beschadiging van de schilderijen.
Maar pas op voor de catastrofe. Een weigering of het zoeken van een oplossing via slinkse middelen, zal automatisch de definitieve en onherstelbare vernietiging van deze juwelen teweegbrengen.
D.U.A.
Antwoord in advertentievorm:
D.U.A. Proposition exagérée (D.U.A. Voorstel overdreven)
2de brief