PROJECT KUNSTVAKKEN na '15


Een deeltje uit het naslagwerk Kunsteducatie van HoGent, lerarenopleiding (campus Ledeganck) voor het vak PKV
Samenstellers: Remi Coune en Marita Van laethem

°Rembrandt
°Kunstbeschouwing met kinderen
°De theorie van Parsons


ENKELE FILMPJES ALS INLEIDING OP KUNSTBESCHOUWEN

Pieter BREUGEL de Oude
Breugel Kinderspelen Haasje Over
Breugel Kinderspelen Paardje rijden
Breugel Kinderspelen Schommelen
Breugel Kinderspelen Stokpaardje
Breugel Kinderspelen Dansende meisjes

Bij de filmpjes over Breugel is muziek uit de 16de eeuw toegevoegd.
Dit is muziek waarop de "galliard dans" werd gedanst.

Onderstaand filmpje toont hoe die dans wordt uitgevoerd

Renaissance dans, de "galliard" of "gaillarde".

Tijdens de renaissance heb je zowel volksdansen en hofdansen, meestal in groep uitgevoerd.
Enkele namen: de base danse, de pavane en de allemande (trage dansen) en de courante, de canarie en de volta (snel) en de gaillarde, een tussenvorm.

Site met renaissance muziek

JOHANNES VERMEER
. Johannes Vermeer, Meisje met Parel
Johannes Vermeer, Meisje met Rode Hoed

link naar site met barok muziek uit de Nederlanden

PAUL CEZANNE
Paul Cézanne, Fruit en Kruik op Tafel

VINCENT VAN GOGH
Vincent VAN GOGH, Sterrennacht

Jean-Baptisie-Siméon CHARDIN
Chardin, Bellenblazer

boven

REMRANDT VAN RIJN
Rembrandt van Rijn, Zelfportret met Cirkels

We bespreken, gebaseerd op de methode van Parsons, dit werk van Rembrandt.

1 Wat is je eerste indruk?
Stel open vragen, zoals:
Wie wil wat vertellen over dit beeld? Waar doet dit beeld je aan denken? Heb je eerder zoiets gezien?
Geef kinderen de kans spontaan te reageren, maar ga er nog niet te diep op in.

In deze situatie vertrekken we niet echt van het kunstwerk, maar van het filmpje en stellen we dus eerst een aantal gesloten vragen die uit het filmpje kunnen afgeleid worden:

We hebben dit filmpje nu gezien, wie kan me zeggen wie deze meneer is die ons toesprak?
Rembrandt
Hoe is zijn volledige naam?
Rembrandt van Rijn
Uit welk land komt hij?
Nederland.
Wanneer is hij geboren?
1606
Hoe oud zou hij dan nu zijn?
Meer dan 400 jaar!

2 Wat zie je?
Vraag kinderen te beschrijven wat ze zien:
Wat stelt het werk voor?
Welke kleuren zie je?
Wat kun je vertellen over de vormen?
Hoe is het gemaakt?

Het eigenlijke schilderij wordt nu geprojecteerd.





Wat is zijn beroep?
Schilder.
Schilderde hij muren en deuren en ramen, gevels… zoals vader of moeder of de schilder die het huis komt schilderen?
Welk woord zou hier beter passen?
Kunstschilder.
Hoe zie je dat hij een kunstschilder is?
Palet en penselen in zijn hand.
Hoe noemt hij zo’n schilderij?
Zelfportret.



Hij zegt het ook, hij spreekt over een “selfie”, wat is dit?
Een foto van jezelf maken.
We kijken nu eens goed naar zijn aangezicht.
Is hij jong of oud?
Oud
Weten we ook hoe oud hij is?
Hij is geboren in 1606 en gestorven in 1669 zegt hij en het schilderij is geschilderd tussen 1665 en 1669, dus is hij ongeveer…jaar oud?
60
Dat was toen al een zeer oude leeftijd!
Veel mensen werden toen niet oud.
(Heeft natuurlijk te maken met gemiddelden, moeilijk uit te leggen aan de kinderen. De kindersterfte was toen nog zeer hoog, veel kinderen stierven tijdens het eerste levensjaar of voor hun 5de. Ook veel vrouwen stierven in het kraambed. Als je dan een gemiddelde maakt dan komt men uit op ongeveer 40 jaar dat een mens leeft. In de “betere” klasse, de “rijken” was de levensverwachting echter veel hoger dan 40! Zij konden zich dokters permitteren die bij de bevalling beter konden helpen en konden de kinderen helpen bij hun eerste levensjaren met medicijnen. Vooral platteland bewoners konden niet op hulp rekenen.
Je kan het vergelijken met de levensomstandigheden van vele ontwikkelingslanden in bijvoorbeeld Afrika. Natuurlijk zijn er ook oude (80-jarigen en meer) zwarten, maar het gemiddelde ligt nog steeds veel lager)



Kan je dit vergelijken met een foto?
Nee
Welke verschillen zie je?
Kleur van het aangezicht
Kleuren op het schilderij zijn niet zo “egaal” als op de foto, het zijn “vlekken”.
We noemen dit toetsen, het penseel “doppend” op het doek aanbrengen.
Kijk ook eens naar de mond en het oor. Dit zie je ook zeer goed aan de schouders.
Lijnen zijn veel minder scherp.
We kijken nu eens goed naar zijn haar.



Het lijkt wel alsof hij pas uit bed komt.
Haren zijn in de war
Het zijn vlekken, geen haren
Het lijkt zelfs alsof hij met zijn haar tegen het natte schilderij is gebotst, de witte verf heeft vlekken op zijn haar gemaakt…


Rembrandt gebruikte vaak de achterkant van zijn penseel om groefjes te trekken in de natte verf. De scherpe punt van het penseel werd dan gebruikt als een potlood om lijnen te trekken.

We bekijken nu terug het volledige werk



Kijken we nu eens vooral naar de kleuren.
Zien we veel kleuren?
Nee
Welke kleuren vooral?
Veel bruin.
Welke nog?
Donkerrood en wit.
Kijk nu eens naar de onderkant van het schilderij.
Zien we daar nog duidelijk het verschil tussen zijn lichaam en de achtergrond?
Zou je daar een lijn kunnen trekken tussen lichaam en achtergrond?
Nee.

Hij vroeg ons iets over clair-obscur
Dit is een manier van schilderen die meerdere kunstschilders toepasten in die tijd.
De belangrijkste dingen op het schilderij waren helderder, klaarder, er viel veel licht op.
Wat is hier het belangrijkste?
Zijn aangezicht.
Is zijn palet dan niet belangrijk om te tonen dat hij kunstschilder is?



Dit is al veel donkerder van kleur, valt minder op, maar toch meer dan de onderkant.
Dit lijkt wel alsof het schilderij niet af is, we zien geen kleuren op het palet, de penselen zijn heel vaag, nog minder dan het gezicht.
Zou Rembrandt het zo gewild hebben?
Dit is een moeilijke vraag, sommigen denken dat hij dit echt zo wou, men kende hem wel goed als kunstschilder, dus moest dit niet echt heel duidelijk zijn.
Anderen vermoeden dat het schilderij nog niet klaar was, er staat geen datum op het werk, men schat dat het geschilderd is tussen 1665 en 1669, dat is het jaar waarin hij is overleden en dus het schilderij niet kon voltooien.

De volgende vragen uit de methode Parsons zijn hier minder aan de orde of zijn reeds aan bod gekomen zoals “Zou het echt ook zo zijn?” (vergelijk met foto) of “Waar doet het je aan denken?” (selfie)

Vraag 5 kan wel weer gesteld worden.
Laat de kinderen hun appreciatie verwoorden, sommigen zullen het mooi vinden, anderen lelijk.

Probeer hen aan te zetten om dit te staven.
Bijvoorbeeld: het is lelijk omdat het niet op een foto lijkt.
Laat de kinderen “in debat” gaan, laat ze vrij praten over hun mening.

3 Wat betekent het?
Deze kernvraag zoals hierboven geformuleerd is te moeilijk voor kinderen. Pas de vraag daarom aan en vraag bijvoorbeeld: Wat gebeurt er precies?
of
Wat zal er gebeuren? Waar doet het je aan denken?
Zou dit in het echt ook zo zijn? Wat wil de maker met dit werk vertellen?

4 Hoe weet je dat?
Leid hierbij de associaties van de kinderen weer terug naar het kunstwerk.

5 Wat vind je van dit kunstwerk?
De laatste, afrondende vraag (die in werkelijkheid vaak – onterecht – als eerste beantwoord wordt).
In de praktijk zullen de vragen over wat je ziet en wat het betekent vaak niet zo strikt gescheiden zijn.
Zowel kinderen als volwassenen hebben bij het kijken naar een schilderij of beeld spontaan de neiging om steeds te pendelen tussen oordelen, beschrijven en interpreteren.

Dit is natuurlijk een “fictief” gesprek.
De antwoorden van de kinderen zullen natuurlijk niet steeds zijn zoals hier werd weer gegeven.
Het is de taak als begeleider om dan passende subvragen in te lassen om tot die antwoorden te komen.
De gesloten vragen moeten natuurlijk wel correct zijn. Geen “ja maar”, maar fout antwoord duidelijk afwijzen! Komt het antwoord niet van de kinderen dan zelf het correcte antwoord geven.
De open vragen worden al of niet “gecorrigeerd” in functie van de doelstelling die je voor ogen had. Aanvaard de antwoorden van de kinderen op die open vragen, maar wees ook niet “bang” om totaal onzinnige antwoorden af te wijzen.
Op de vraag “Wie is dit?” een antwoord krijgen als “Donald Trump” kan niet (hoe graag ik het ook zou willen.) “Een oude vieze vent” kan wel, maar misschien even op het taalgebruik wijzen? Het woord “vent” is wel correct Nederlands, maar heeft een “platte” betekenis tenzij als verkleinwoord (“mijn ventje heeft me bloemen” gegeven of “dat klein ventje doet flink zijn best.”)
Als gecastreerde ezel is het natuurlijk wel correct!

Doel van deze beschouwing:

** Textuur is hoe het oppervlak van iets werkelijk is, zoals het aanvoelt. Als je naar een sinaasappelschil kijkt en je voelt er aan, dan zie je en voel je de putjes.
Factuur is de weergave van een textuur. Neem je een foto van diezelfde sinaasappel dan zie je die putjes, maar als je er over voelt dan is het glad!

Herr Seele

Pseudoniem van Peter van Heirseele (Torhout, 13 april 1959) is een Vlaams kunstenaar, striptekenaar, programmamaker, scenarioschrijver, presentator, mediafiguur, pianostemmer, -hersteller en -verzamelaar.

Soms zijn er bij het begin van het nieuwe jaar zo voornemens waarvan men denkt: wat doe ik nu?

Dit was ook het geval bij Herr Seele, toen hij op 1 januari 2017 een "selfie" maakte, maar met verf en penseel zoals Rembrandt het zei: " Probeer dat maar eens met verf en spiegel."
Seele deed het en nam zich voor om elke dag opnieuw een zelfportret te maken.



31 December 2017 was zijn laatste portret klaar, 365. Een "specialeke" zoals hij zelf zegt, hij kocht een vel bladgoud om te werken zoals zijn idolen, de Vlaamse Primitieven en de iconen.
Geen enkele dag heeft hij "vals gespeeld", zelfs op dagen dat hij verre verplaatsingen moest doen voor optredens of andere beroepsdoeleinden, werkte hij 's nachts het aan zichzelf opgelegde werk af.
Eens zat hij in het buitenland en penselen horen nu niet direct tot de normale zaken die in het valies gestopt worden, verf blijkbaar wel.
Hij maakte met haren uit zijn scheerkwast en een houten stokje dan maar een penseel.
Voor 2018 is hij van plan dit verder uit te werken, niet meer dag per dag, maar op groter formaat, meer ruimte, meer composite, misschien wat extra personages (Kamagurka, Marc Coucke?)

(bron: Het Nieuwsblad 30 dec. 2017)

boven

Kunstbeschouwing met kinderen

Ik vergelijk het een beetje met leren zwemmen voor kinderen.
Op heel jonge leeftijd (baby, peuter) is er vooral sprake van watergewenning. Het kleine warme badje thuis wordt vervangen door een zeer grote plas met veel kouder water, poep heeft geen steun meer! Daarna volgen spelletjes, eventueel met hulpmiddelen als armbandjes of drijfplankje, vasthouden door ouders of zweminstructeur. Geleidelijk aan het kind loslaten, op een meter afstand in het water en het naar jou toe laten “spartelen”…
Hoofd ook onder water houden bij het zwemmen, ademhaling regelen.
Pas dan wordt gestart met de “stijlen”, schoolslag of crawl, doet er niet toe. Betere coördinatie met de ledematen. De afstanden worden groter. Andere stijlen worden aangeleerd, vlinderslag, rugslag, veranderen van richting tijdens het zwemmen, draaien bij het aanraken van de wand…

Bij kijken of luisteren naar kunst (beeld, muziek, taal, beweging, media of combinatie) volgen we een gelijkaardig traject.
Ja, met baby’s en peuters naar een museum gaan heeft zin. Enkel en alleen om er te zijn, een andere omgeving en “prentjes” kijken zoals in de kinderboekjes thuis, maar dan veel groter.
Met kleuters beginnen met spelletjes in het museum. We laten het kind rondkijken, misschien trekt iets zijn aandacht. Zelf kijken, kleuter op de arm nemen en wijzen naar dingen die het goed kent.
Het kind laten vertellen over wat het ziet, geen interpretatie geven.
In de lagere school volgt het iets gerichter kijken of luisteren. Door vragen het kind richten op bepaalde dingen, “wie ziet hier een…?” of “Wat hoor je…?”, uiteraard vraag je dan niet naar welk instrument, maar stil, luid, vrolijk…
Geleidelijk wordt ook meer informatie mee gegeven die niet van het werk is af te leiden (“Wat staat er op het kaartje naast het schilderij?”)(kunstenaar, formaat, techniek)(componist, uitvoerder, instrument…)
Vergelijken van enkele werken om geleidelijk de “stijlen” te leren. “Lijkt het op een foto? Kan je nog zien wat het is?” In eerste instantie verschil tussen realiteitsweergave en abstractie, later volgt verdere grove indeling.

Het kind kijkt anders dan een volwassene.
Hieronder een voorbeeld van een “experiment” in het Van Gogh Museum.
Wanneer kinderen naar een schilderij kijken, dan doen ze dat op een heel andere manier dan volwassenen. Waar volwassenen op zoek gaan naar details, kijken kinderen vooral naar opvallende kleuren en vormen.
Rood geeft de plekken aan waar veel gekeken wordt, blauw waar weinig gekeken wordt. De gele stippellijntjes geven interessante gebieden aan.

Felle kleuren en gekke dakjes

De proefpersonen kregen een apparaat op hun hoofd dat registreerde waar zij naar keken (eye-tracking)
De eerste 30 seconden mochten ze vrij kijken.
Daarna kregen ze een korte beschrijving van het schilderij.
“Rechts zie je een poortje naar de tuin van de buurman Tussen de grassprietjes zie je de roze onderlaag”
Daarna mochten de proefpersonen nog een halve minuut kijken.
Kinderen kijken naar de meest in het oog springende aspecten zoals de fel gekleurde bloemen.
Na de uitleg kijken ze even naar het hekje om direct terug naar de bloemen te kijken.
Volwassenen gaan direct naar details kijken, na de uitleg is de aandacht voor het hekje en de roze ondergrond veel langer.



zie Kennis van nu.

boven

Kunstbeschouwing met kinderen (vooral gericht op beeld, maar je kan het overdragen naar andere kunstvormen)

De theorie van Parsons

Stadium 1: de associatie
In dit stadium kijk je door de bril van de associatie. Je kunt niet anders, ook al zou je willen.

Stadium 2: de voorstelling
In dit stadium komt daar de bril van de voorstelling bij. Op dat moment ben je dus in staat door twee brillen tegelijk te kijken.

Stadium 3: de expressie
Nu komt daar de aandacht voor de bedoelingen – de expressie – van de kunstenaar bij: wat wil hij uitdrukken?

Stadium 4: de formele aspecten
In stadium vier heeft men voldoende kennis om een groot aantal beeldende begrippen te gebruiken om kunst te beschouwen.

Stadium 5: het esthetisch filosoferen
Tot slot kan er het ‘esthetisch filosoferen’ bij komen: het kunstwerk wordt bekeken binnen zijn brede culturele en historische context.
In ieder volgend stadium worden de ‘brillen’ van de voorafgaande stadia meegenomen. De verschillende stadia zijn deels afhankelijk van iemands leeftijd en deels van de ontwikkeling, kennis en ervaring.
Kinderen in de kleuterleeftijd bevinden zich in het eerste stadium. Daarna groeien ze in de basisschool-leeftijd door naar stadium 2. De meeste mensen komen daarna, ook in hun volwassen leven, niet veel verder. Liefhebbers van kunst bevinden zich vaak in stadium 3. De stadia 4 en 5 vragen een wat meer ‘professionele’ belangstelling voor kunst.

Kijken naar kunst met kinderen

Kennis van bepaalde termen, de ‘beeldaspecten’, maakt het gemakkelijker om te praten over kunst. Die termen moet je leren. Jonge kinderen moeten daarmee niet te veel worden lastiggevallen.
Toch is het mogelijk om tijdens het praten over de kunstwerken een paar beeldaspecten onnadrukkelijk aan te reiken, zoals bijvoorbeeld:
vorm, kleur, compositie, licht, donker, schaduw en huid (textuur).

Alle zintuigen van jonge kinderen spelen bij het kijken een belangrijke rol en zijn in de totale ervaring bijna niet van elkaar los te koppelen. De associatieve reacties en deze zintuiglijke ervaringen geven de kinderen de mogelijkheid hun indrukken (zowel in woorden, geluiden als bewegingen) weer te geven. Bij het kijken naar het kunstwerk doet u er goed aan veel ruimte te geven aan deze reacties.
U speelt daarbij als leerkracht een grote rol. Stel vragen, trek soms antwoorden in twijfel, stimuleer de leerlingen om te vertellen en luister naar hen. Schrijf, als het mogelijk is, hun reacties op, zodat ze later, in de verwerkingsles, gebruikt kunnen worden.

Werkvorm:

het kringgesprek
Het kringgesprek is de ideale werkvorm voor kunstbeschouwing. Kinderen leren door naar elkaar te luisteren hoe je aan een kunstwerk betekenis kunt geven. Ze leren te interpreteren en eventueel om zich een eigen mening te vormen.
Probeer kinderen met elkaar in gesprek te brengen. Stel prikkelende vragen, maak nieuwsgierig en stimuleer hen om goed te kijken, te associëren en te vertellen wat ze zien. Heel belangrijk hierbij is de wijze van vragen stellen.

open en gesloten vragen

U heeft de keuze uit ‘open’ en ‘gesloten’ vragen.
Op gesloten vragen is maar één antwoord mogelijk. Het gaat dan vaak om een kennisvraag. Het antwoord is goed of fout.
Voorbeeld:
Waar is dit beeld van gemaakt?
Een open vraag is:
Hoe zou dit beeld kunnen heten?
Alle antwoorden bij zo’n open vraag zijn goed.
Het gaat om de eigen interpretatie van de kinderen. Zelfs als de kunstenaar het beeld een titel heeft gegeven, zijn alle ideeën voor titels mogelijk.

Vertellen wat je ziet

Bij het beschouwen van een kunstwerk gaat het niet alleen om het geven van goede antwoorden. Belangrijker is dat kinderen proberen te vertellen hoe ze tot hun antwoord komen. Het is daarom noodzakelijk om door te vragen:
“Waarom denk je dat?” of “Waaraan zie je dat?”

Doorvragen

Voor jonge kinderen is het moeilijk de juiste woorden voor begrippen en gevoelens te vinden. Door er steeds verschillende vragen over te stellen, leren ze hun ervaringen beter onder woorden te brengen.

De vijf kernvragen met subvragen

Hieronder vindt u de vijf vragen die in ieder kunstbeschouwend gesprek aan de orde zouden moeten komen. De vragen worden echter zelden precies zo gesteld als ze hier staan. Het is beter ze steeds aan te passen aan de specifieke eigenschappen van het kunstwerk.

1 Wat is je eerste indruk?
Stel open vragen, zoals:
Wie wil wat vertellen over dit beeld? Waar doet dit beeld je aan denken? Heb je eerder zoiets gezien? Geef kinderen de kans spontaan te reageren, maar ga er nog niet te diep op in.

2 Wat zie je?
Vraag kinderen te beschrijven wat ze zien:
Wat stelt het werk voor? Welke kleuren zie je? Wat kun je vertellen over de vormen? Hoe is het gemaakt?

3 Wat betekent het?
Deze kernvraag zoals hierboven geformuleerd is te moeilijk voor kinderen. Pas de vraag daarom aan en vraag bijvoorbeeld:
“Wat gebeurt er precies?” of “Wat zal er gebeuren?” “Waar doet het je aan denken?”
“Zou dit in het echt ook zo zijn?” “Wat wil de maker met dit werk vertellen?”

4 Hoe weet je dat?
Leid hierbij de associaties van de kinderen weer terug naar het kunstwerk.

5 Wat vind je van dit kunstwerk?
De laatste, afrondende vraag (die in werkelijkheid vaak – onterecht – als eerste beantwoord wordt.) In de praktijk zullen de vragen over wat je ziet en wat het betekent vaak niet zo strikt gescheiden zijn. Zowel kinderen als volwassenen hebben bij het kijken naar een schilderij of beeld spontaan de neiging om steeds te pendelen tussen oordelen, beschrijven en interpreteren.

De voorbereiding
Een kunstbeschouwingsgesprek zal je meestal moeten voorbereiden. Stel jezelf dan de volgende vragen:

Wat is het doel van het gesprek?
Wat wil je dat de kinderen leren? Afhankelijk van het doel van je gesprek bepaal je de gespreksvorm. Wil je kinderen vooral goed leren waarnemen door hen te laten onderzoeken hoe materialen, technieken en beeldaspecten in een kunstwerk gebruikt zijn, bijvoorbeeld bij de inleiding van een kunstzinnige les? Dan kun je kiezen voor een onderwijsleergesprek, waarin je een sturende rol hebt, doordat je veel gerichte vragen stelt.
Je kunt ook een gesprek voeren waarbij het zoeken naar betekenis, het interpreteren van beelden en het onderbouwen van een eigen mening centraal staat, kies dan voor een gesprek dat meer gericht is op het uitlokken van een discussie. Jou rol als leraar is dan in de eerste plaats die van gespreksleider die er voor zorgt dat de discussie een goede vooruitgang heeft. Vaak zie je in de praktijk een mengvorm van deze twee vormen van gesprekken terug.

Welk beeldmateriaal heb ik tot mijn beschikking?
Praten over een kunstwerk dat je niet goed kan zien, is niet uitnodigend naar de kinderen toe. Ga dus van tevoren goed na welk beeldmateriaal je tot de beschikking hebt. A4 of liever A3 kopieën zijn bruikbaar voor een kringgesprek, wanneer dit een kunstwerk is met grotere vormen. Een kopie van een schilderij met veel details is op een afstand van drie meter moeilijk zichtbaar. Kies er dan voor om het schilderij via het digibord of projectie te laten zien. Ook kun je ervoor kiezen om eigen gemaakt werk van de kinderen te evalueren.

Welke klassenopstelling is het meest geschikt?
Wil je een kringgesprek voeren? Ga dan na of het beeldmateriaal waarover je het gaat hebben van een afstand goed te zien is. In het algemeen kun je zeggen dat het voor een beeldbeschouwingsgesprek en discussie prettig is dat de kinderen elkaar kunnen zien en niet tegen elkaars ruggen aankijken.

Specifieke aandachtspunten
Nieuwsgierigheid wekken
Maak de kinderen nieuwsgierig naar de beelden die je met hen wilt gaan beschouwen. Dat hoeft niet moeilijk te zijn. Schilderijen wekken allerlei vragen op bij kinderen. Ook kun je prima het schilderij in contact laten brengen met eigen ervaringen van de kinderen en het schilderij wekt allerlei prikkelende vragen op bij de kinderen.

Kijk en luisterwijzers

Wanneer kinderen oud genoeg zijn om meer op zelfstandige basis te werken dan is het gebruik van de kijk- en luisterwijzers zeker aan te raden.

Kunst educatieve spellen

Ook het spelen met een kunst educatief spel (bestaand of zelf gemaakt) is een goede manier om kunstbeschouwing aan te leren.

Zie ook Beeldbarbaar.com, didactiek

boven